Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want in des HEEREN hand is een [19]beker, en de wijn is [20]beroerd, vol van [21]mengeling, en Hij [22]schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn [24]droesemen [25]uitzuigende drinken. 19. Zie van deze gelijkenis hfdst.11 vs.6; Job 21:20, enz. 20. Of, bedroesemd. Zie van het Hebr. woord boven hfdst.46 vs.4 en Job 16:16. Anders, troebel, sterk, rood. 21. Dat is, vol, toebereid om te drinken, gelijk men sterken wijn in die landen met water placht te mengen. Verg. Spreuk.9:2; Openb.14:10, enz. 22. Of, hij heeft daaruit geschonken; te weten, eerst zijn eigen volk, gelijk David en zijnen vromen metgezellen geschied was. Verg. hfdst.73 vs.10; Jer.25:17,18; 1 Petr.4:17. 23. Te weten, des bekers. 24. Dat is, de zwaarste straffen met het eeuwig verderf. 25. Hebr. uitdrukkende. Verg. Jes.51:17; Ezech.23:34.